Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet giraal effectenverkeer

 

Artikel 36
1
Het centraal instituut is belast met het beheer van het girodepot.
2
Het centraal instituut kan tegenover derden de rechten van degenen aan wie het girodepot toebehoort, uitoefenen, indien dit voor een goed beheer dienstig kan zijn.
3
Het tweede lid is niet van toepassing op het recht tot bijeenroeping van een vergadering van aandeelhouders of houders van andere effecten, tot het bijwonen van en het woord voeren in een zodanige vergadering, tot het uitoefenen van stemrecht en tot het doen instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 345 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4
Het centraal instituut is bevoegd een of meerdere toonderstukken ter zake van een of meer effecten aan toonder die tot een girodepot behoren te vervangen door een of meer door de instelling die de effecten heeft uitgegeven terzake van die effecten aan het centraal instituut af te geven vervangende toonderstukken. Het centraal instituut kan toestaan dat in de tekst van aldus door haar te verkrijgen toonderstukken een regeling is opgenomen als bedoeld in het vijfde lid.
5
Indien in de tekst van een toonderstuk ter zake van een of meer effecten aan toonder die tot het girodepot behoren een daartoe strekkende regeling is opgenomen, kan het centraal instituut door een aantekening op het stuk te plaatsen dit mede betrekking doen hebben op een of meer andere effecten van dezelfde soort, dan wel bewerkstelligen dat het stuk niet langer betrekking heeft op een of meer van de effecten waarop het voorafgaand aan de plaatsing van de aantekening betrekking had.
6
Het centraal instituut is bevoegd tot een girodepot behorende effecten die aan toonder luiden, op naam te doen stellen.
7
Indien de instelling die de effecten heeft uitgegeven uitlevering van de effecten niet mogelijk heeft gemaakt of heeft bepaald dat uitlevering niet langer mogelijk is, is zij gehouden na afloop van de periode bedoeld in artikel 26, derde lid, voorzover van toepassing:
a
tot vervanging van toonderstukken als bedoeld in het vierde lid door toonderstukken die een regeling bevatten als bedoeld in het vijfde lid, dan wel;
b
medewerking te verlenen aan het op naam stellen van de effecten voorzover zij aan toonder luiden; zulks ter keuze van de instelling die de effecten heeft uitgegeven.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •